Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten,
bent U ver van mijn verlossing, van de woorden van mijn jammerklacht? Psalm 22:2
En vanaf het zesde uur kwam er duisternis over heel de aarde, tot het negende uur toe. Ongeveer op het negende uur riep Jezus met een luide stem: Eli, Eli, lama sabachtani? Dat betekent: Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten? Mattheüs 27:45-46
Maar ik ben een worm en geen man,
een smaad van mensen en veracht door het volk. Allen die mij zien, bespotten mij;
zij trekken de lippen op, zij schudden het hoofd en zeggen: Hij heeft zijn zaak aan de HEERE toevertrouwd – laat Die hem bevrijden!
Laat Die hem redden, als Hij hem genegen is. Psalm 22:7-9
Want de ijver voor Uw huis heeft mij verteerd;
al de smaad van wie U smaden, is op mij gevallen. Psalm 69:10
Toch ben ík hun nog tot smaad;
zien zij mij, zij schudden hun hoofd. Psalm 109:25
En de voorbijgangers lasterden Hem, schudden hun hoofd, en zeiden: U Die de tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelf. Als U de Zoon van God bent, kom dan van het kruis af! En evenzo spotten ook de overpriesters, samen met de schriftgeleerden en de oudsten en de Farizeeën, en zij zeiden: Anderen heeft Hij verlost, Zichzelf kan Hij niet verlossen. Als Hij de Koning van Israël is, laat Hij nu van het kruis afkomen en wij zullen Hem geloven. Hij heeft op God vertrouwd; laat Die Hem nu verlossen als Hij Hem welgezind is, want Hij heeft gezegd: Ik ben Gods Zoon. Hetzelfde verweten Hem ook de misdadigers die met Hem gekruisigd waren. Mattheüs 27:39-44
Want ook Christus heeft niet Zichzelf behaagd, maar zoals geschreven staat: Al de smaad van hen die U smaden, is op Mij gevallen. Romeinen 15:3
Ja, zij hebben mij gal als mijn voedsel gegeven,
in mijn dorst hebben zij mij zure wijn laten drinken. Psalm 69:22
Mijn kracht is verdroogd als een potscherf,
mijn tong kleeft aan mijn gehemelte;
U legt mij in het stof van de dood. Psalm 22:16
Hierna zei Jezus, omdat Hij wist dat nu alles volbracht was, opdat het Schriftwoord vervuld zou worden: Ik heb dorst! Er stond dan een kruik vol zure wijn en ze vulden een spons met zure wijn, staken die op een hysopstengel en brachten die aan Zijn mond. Johannes 19:28-29
Want honden hebben mij omsingeld,
een horde kwaaddoeners heeft mij omgeven;
zij hebben mijn handen en mijn voeten doorboord. Psalm 22:17
Toen zij op de plaats kwamen die Schedel genoemd werd, kruisigden ze Hem daar, met de misdadigers, de één aan de rechter- en de ander aan de linkerzijde. Lukas 23:33
Daarna zei Hij tegen Thomas: Kom hier met uw vinger en bekijk Mijn handen, en kom hier met uw hand en steek die in Mijn zij; en wees niet ongelovig, maar gelovig. Johannes 20:27
Zij verdelen mijn kleding onder elkaar
en werpen het lot om mijn gewaad. Psalm 22:19
Nadat de soldaten dan Jezus gekruisigd hadden, namen zij Zijn kleren en maakten vier delen, voor elke soldaat een deel, en zij namen ook het onderkleed. Het onderkleed nu was zonder naad, van bovenaf als één geheel geweven. Zij dan zeiden tegen elkaar: Laten wij dat niet scheuren, maar laten wij erom loten voor wie het zal zijn. Opdat het Schriftwoord vervuld zou worden dat zegt: Zij hebben Mijn kleren onder elkaar verdeeld en over Mijn kleed hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de soldaten gedaan. Johannes 19:23-24